Shape LineLineLineLineLine Generated with Avocode. Line 3Line 3Line 3
Een van de meest gehoorde vragen in de praktijk is: "Waarom houden jullie eigenlijk rekening met archeologische resten?". Vaak wordt archeologisch onderzoek gezien als duur en tijdrovend. Wie zich deze vraag stelt, realiseert zich waarschijnlijk niet dat het archeologisch bodemarchief voor grote delen van het verleden de enige informatiebron is. Bovendien geven de archeologische resten, in tegenstelling tot de meeste papierenarchieven, ons een beeld van de gewone man en vrouw. Daarnaast bestaat er bij de meeste papierenarchieven vaak nog een kopie, terwijl in de archeologie geldt dat ieder archief uniek is.

Het is daarom belangrijk om zorgvuldig met archeologie om te gaan. Tegenwoordig is archeologie een integraal onderdeel van het proces van de ruimtelijke ordening, waardoor steeds meer mensen er vertrouwd mee raken. Dit is niet altijd het geval geweest.

Zestiende tot negentiende eeuw

De eerste interesse voor archeologie in Nederland dateert al uit de zestiende eeuw. Op dat moment schrijft Johan Pricardt zijn “korte beschrijvinge van eenige vergetene en verborgen antiquiteten”. Het eerste onderzoek waarvan we in Zeeland iets weten is afkomstig van een zeventiende-eeuwse afbeelding. Hierop zijn mensen te zien die in de buurt van Domburg bezig zijn met het bergen van toevallig bloot gekomen vondsten. Deze resten behoorden tot een Nehalennia-heiligdom. Tot dan toe had archeologisch onderzoek nog weinig te maken met de praktijk van tegenwoordig. Het was meer het bergen van vondsten en redden wat er te redden valt.

Negentiende eeuw tot 1940 (Reuvens en de Stuers)

Met het aanstellen van C.J.C. Reuvens als eerste professor in de archeologie in 1818 veranderde er eigenlijk nog niet zoveel. Natuurlijk werden meer wetenschappelijke opgravingen uitgevoerd, maar de omgang met het cultureel erfgoed kon ook toen nog niet rekenen op de credits die het eigenlijk verdiende.

Een belangrijk moment in de omgang met ons erfgoed vindt plaats in 1873. Dan schrijft Victor de Stuers zijn boek 'Holland op z’n smalst’. In dit boek is een brief aan de kamer opgenomen over de omgang met cultureel erfgoed. Hij zegt daar in dat het kabinet zich eigenlijk alleen druk maakt om de financiën. Opgegraven oudheden worden volgens hem door de meeste parlementsleden gezien als een hoop oude stenen voor gapende toeristen. De moeite van De Stuers was niet voor niets en leidde er in 1875 toe dat de afdeling Kunsten en Wetenschappen werd opgericht. Deze stond onder leiding van De Stuers.

In 1903 werd een rijkscommissie ingesteld om een inventaris en beschrijving te maken van de monumenten in Nederland. In 1918 werd deze commissie het Rijksbureau voor de Monumentenzorg.

Zorg voor archeologie in de wet

De echte omslag komt in 1940 met het aannemen van het Besluit op de wederopbouw. Daarmee is de omgang met monumenten voor de eerste keer wettelijk vastgelegd. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zorgt ervoor dat er praktisch niet veel van de Wet terechtkomt. Na afloop van de oorlog wordt het Besluit uit 1940 aangescherpt met het Besluit op de Wederopbouw 1945. Het groter wordende bewustzijn leidde in 1946 tot de afsplitsing van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) uit de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Verder werd in 1950 de tijdelijke Monumentenwet aangenomen gevolgd door de Monumentenwet in 1961. Doordat enkele bepalingen verouderen en doordat de Rijksoverheid de verantwoordelijkheid voor archeologie ook bij de lagere overheden (Provincie/gemeenten) wil neerleggen wordt in 1988 de Monumentenwet 1988 aangenomen.

Verdrag van Malta

Met het ondertekenen van het Verdrag van Malta in 1992, het aannemen van de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ), de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2006, en het Besluit op de archeologische monumentenzorg (Bamz) in 2007 is de archeologische  bewustwording nog verder gestegen. Bovendien is de (archeologische) monumentenzorg hiermee een integraal onderdeel van het proces van de ruimtelijke ordening geworden. Deze ruimtelijke ordening; wat gebeurt waar en wat mag waar, is alleen een verantwoordelijkheid van de gemeenten. Hiermee is de gedachte uit de monumentenwet 1988, leg de verantwoordelijkheid ook bij de lagere overheden, geslaagd.

Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht, hiermee is het Europese Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het verdrag beoogt het cultureel erfgoed, dat zich in de bodem bevindt, beter te beschermen. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van archeologische onderzoeken. De Erfgoedwet moet samen met de (in 2021 in werking tredende) Omgevingswet een integrale bescherming van het cultureel erfgoed mogelijk maken.

Provinciaal beleid

Het beleid van de provincie Zeeland ten aanzien van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) is vastgelegd in de CultuurNota 2017-2020 (verlengd t/m 2021). In februari 2017 heeft het College van Gedeputeerde Staten van Zeeland het ‘Toetsingskader archeologie Provincie Zeeland 2017’ vastgesteld. In het toetsingskader is vastgesteld wanneer archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk is indien de provincie als bevoegde overheid optreedt. Daarnaast werd in 2016 de ‘Provinciale Onderzoeksagenda Zeeland 2017-2020’ gepubliceerd waarin de kernthema’s en zwaartepunten voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland worden gepresenteerd. Tot slot heeft de provincie een ‘Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland 2019’. Hierin zijn aanvullende eisen opgenomen voor onderzoek binnen Zeeland, bovenop de eisen uit de BRL en KNA.

Gemeentelijk beleid

De decentralisatie van het erfgoedbeleid maakte het voor gemeenten noodzakelijk om eigen afwegingen te kunnen maken op het gebied van archeologie. Daardoor ontstond de noodzaak om een eigen archeologiebeleid te ontwikkelen. De OAS-gemeenten kozen er al in 2009 voor om samen te werken en tot een vergelijkbaar archeologiebeleid te komen. In 2011 werd het archeologiebeleid vastgesteld. De vier maatregelenkaarten uit het archeologiebeleid zijn digitaal raadpleegbaar via de kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de Provincie Zeeland via het tabblad ‘kaartlagenlijst’ en het aanvinken van achtereenvolgens ‘Archeologie – Beleidskaarten gemeenten – Bevelanden en Tholen’. De kaartbeelden kunnen hier ook worden geëxporteerd als gegeorefereerde afbeelding.

Het complete archeologiebeleid is opgenomen op de aparte OAS gemeentepagina's van Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal en Tholen.

Bestemmingsplan

Om hun verantwoordelijkheid op het gebied van archeologie goed uit te kunnen voeren hebben alle gemeenten archeologie opgenomen in hun bestemmingsplannen. Deze bestemmingsplannen worden gebruikt als toetsingskader in het proces van de ruimtelijke ordening. Alle bestemmingsplannen zijn terug te vinden op ruimtelijkeplannen.nl

Kan ik je verder helpen?

Als archeoloog van het OAS houd ik mij bezig met beleidsadvisering, publieksgerichte activiteiten en andere werkzaamheden op het gebied van de gemeentelijke archeologie. Mocht je vragen hebben, dan beantwoord ik ze graag voor je!

Karel-Jan Kerckhaert, adviseur archeologie Mail Stuur me een mail Of bel me: +31 (0)113 249 715 / +31 (0)6 20 43 64 77
Fijn dat je er bent!
Wij maken op onze website gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor analyse van deze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Klik op 'Akkoord' als je akkoord gaat met het plaatsen van alle cookies. Bij het afspelen van video's en voor social linkbuilding naar deze website worden ook tracking cookies geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op 'Aanpassen' voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies onze website plaatst.
Wij maken op onze website gebruik van cookies. Klik op 'Akkoord' als je akkoord gaat met het plaatsen van alle cookies. Klik op 'Aanpassen' voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies onze website plaatst.