Veelgestelde vragen
Hoe kan het archeologiebeleid op een eenvoudige manier in de gemeentelijke organisatie worden geïmplementeerd?
In het algemeen geldt dat bekendheid van afdelingen met elkaars beleid wordt bevorderd door regelmatig contact. Bekende formats hiervoor zijn bijvoorbeeld een maandelijks overleg met de verschillende afdelingen of een regelmatig presentatie van beleid en actualiteiten van een afdeling (bron: archeologieinnederland.nl).
Mogen lokale amateurarcheologen een inventariserend onderzoek uitvoeren in plaats van een gecertificeerd onderzoeksbureau?
Voor amateurarcheologen gelden de krachtens de wet gestelde normen. Het zetten van boringen of het trekken van proefsleuven is voorbehouden aan instanties met een opgravingsvergunning. Dit betekent dat het voor amateurarcheologen vrijwel onmogelijk is zelfstandig (veld)onderzoek te doen. In een Programma van Eisen (PvE) voor archeologisch onderzoek kan wel worden opgenomen dat amateurarcheologen aan het onderzoek mogen meedoen, onder verantwoordelijkheid en leiding van een bedrijf met opgravingsvergunning. Een gemeente kan deze wens ook in het gemeentelijke archeologiebeleid opnemen (bron: archeologieinnederland.nl).
Wat doe ik als een archeologisch bedrijf een verkeerd of onvolledig rapport of advies aanlevert?
Als opdrachtgever is het altijd van belang duidelijk te maken welke vragen het onderzoek moet beantwoorden. Het loont de moeite hier goed over na te denken, ook in samenwerking met andere afdelingen. Wellicht kan een iets anders gestelde opdracht ook gegevens opleveren die voor andere afdelingen van belang zijn.
Bedenk ook welke vragen in de verdere procedure (bijvoorbeeld een milieueffectrapportage (m.e.r.) of een Tracébesluit) een rol kunnen gaan spelen. Zorg ervoor dat in het Programma van Eisen (PvE) expliciet staat vermeld welke vragen beantwoord moeten worden en aan welke randvoorwaarden het onderzoek moet voldoen.
Ga er niet voetstoots vanuit dat een archeologisch bedrijf even goed thuis is in ruimtelijke procedures als u zelf. ‘Archeologisch onderzoek voor een m.e.r.’ bijvoorbeeld is een veel te ruime opdrachtbeschrijving. Ten behoeve van wat voor besluit wordt de m.e.r. uitgevoerd? Wat voor ingreep vindt er plaats? Welke alternatieven worden overwogen? Welke gegevens zijn nodig om het effect van de verschillende alternatieven op het bodemarchief te bepalen? (bron: archeologieinnederland.nl).